Nieuwsbericht
Herfstlezing 2017 | Maken we ons teveel of te weinig zorgen?
Publicatiedatum: 08-12-2017
Woensdag 29 november organiseerden we onze jaarlijkse Herfstlezing; onze ontmoeting en verdieping met belanghebbenden. Prof. dr. ir. Marja Elsinga (TU Delft) nodigden we uit om ons meer te vertellen over de invloed van sociale onrust of (in)stabiliteit op de woningmarkt en de mogelijke rol van woningcorporaties.
Marja Elsinga is hoogleraar Volkshuisvesting aan de TU Delft . Daarnaast is ze gasthoogleraar op de East China Normal University in Shanghai. Ze vertelde over haar ervaringen in Shanghai, waar ze begonnen zijn met het opzetten van een sociale huursector. Ze pakken het daar anders aan dan hier: ze willen mensen fatsoenlijk huisvesten, meer kunnen mensen zelf ook niet betalen. Dit betekent dat deze woningen niet dezelfde kwaliteit hebben als bijvoorbeeld een koopwoning: het staat meer in verhouding met wat mensen er daadwerkelijk voor kunnen betalen. En fatsoenlijk wonen biedt perspectief; hiermee kun je sociale onrust bestrijden.
Korte terugblik op de rol van de corporaties de afgelopen eeuw
Zo is het ook in Nederland gegaan. De rol van de corporaties door de eeuwen heen laat ook de ontwikkeling van de sociale woningbouw en de verwachtingen van de overheid zien. De eerste woningbouwverenigingen waren een initiatief van werkgevers om de persoonlijke situatie van hun arbeiders te verbeteren. En dan met name de hygiëne (gezondheid). De overheid anticipeerde hierop in 1901 met de Woningwet en corporaties ontvingen financiële steun van de overheid. Na de Tweede Wereldoorlog ontstond een groot tekort aan woningen en moesten in korte tijd veel woningen bijgebouwd worden. De overheid financierde en organiseerde de nieuwbouw waardoor corporaties al snel een verlengstuk van de overheid werden: en iedereen was blij met de corporaties!
In de jaren 70 kwam stadsvernieuwing op de agenda: een deel van de vooroorlogse woningen werd verbeterd of vernieuwd. Daarna kwam meer aandacht voor differentiatie: wijken met koopwoningen en sociale huurwoningen. Vanaf de verzelfstandiging van woningcorporaties in 1995 werden corporaties meer sociale ondernemers. Zij moesten zelf hun hoofd boven water houden en sinds 1997 zag men dan ook de sloop van sociale woningbouw als een oplossing. De kwaliteit van de woningen verbeterde en de kleine woningen maakten plaats voor grotere, en soms ook duurdere, woningen.
Huurders: van gemiddeld inkomen tot vooral de lage inkomensgroep
In de jaren tachtig verdienden huurders een gemiddeld inkomen. Je ziet nu dat juist steeds meer lage inkomens in corporatiewoningen wonen. De woningen in de corporatiesector zijn kwalitatief hoog: ruimer, comfortabeler en duurzamer. De betaalbaarheid van wonen begint nu wel een probleem te worden. De gerealiseerde kwaliteit is duur geworden voor een groot deel van de doelgroep. Er is nog maar weinig verschil tussen een koop- en een sociale huurwoning. Daar zijn huurders natuurlijk erg blij mee. Maar er is ook een groep mensen die de corporatiesector niet inkomt en genoegen moet nemen met een te dure particuliere woning, die ze dan vaak nog moeten delen ook.
Betaalbaarheid weer op de agenda
Betaalbaarheid en een fatsoenlijk dak boven je hoofd moet weer belangrijk worden! Het staat nu niet hoog op de politieke agenda omdat de vorige minister vond dat betaalbaarheid vooral een probleem van de markt is. Terwijl je je toch kunt afvragen of we het hier hebben over een betaalbaarheidsprobleem of een inkomensprobleem.
De verhuurdersheffing is dan ook niet uit te leggen in het buitenland: een overheid die miljarden trekt uit de sociale woningbouw terwijl ze dat geld hard nodig hebben! Hoe kun je dat nu uitleggen?
Betaalbaarheid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de corporatie èn van de overheid; corporaties zijn partner in armoedebestrijding, dat betekent dat ze meer zouden moeten samenwerken.
Sinds de invoering van de Woningwet 2015 worden corporaties bijna weer een verlengstuk van de overheid. Ze zijn verantwoordelijk voor de huisvesting van de meest kwetsbaren. Dat betekent dat corporaties ook heel erg ingeperkt worden in hun doen en laten. Welke rol hebben zij nog in de buurt en de wijk? Hoe houden zij de leefbaarheid in stand? En wat verstaan we onder de bedoeling: terug naar waar corporaties ooit voor bedoeld waren?
Fatsoenlijk wonen biedt perspectief
Wonen is belangrijk voor mensen die uitgesloten zijn van een heleboel dingen. Geef je deze mensen een huis, dan kan wonen de sleutel zijn tot heel veel andere zaken. Wonen heeft effect op de gezondheid, opleiding, toegang tot de arbeidsmarkt, en ga zo maar door. Als het wonen, of het huren, niet goed geregeld is, dan heeft dit consequenties voor de betreffende huurders, maar ook op de samenleving.
En daar ligt een stukje verantwoordelijkheid van ons allemaal: de participatiemaatschappij! Maar wat is dat eigenlijk? Het is niet meer dan pragmatisch idealisme: met elkaar doen en voor elkaar zorgen en zo lang mogelijk onafhankelijk kunnen zijn. Gemeenten en corporaties werken samen in de participatiesamenleving. Maar er zit ook een schaduwzijde aan; een toenemende scheiding in de samenleving.
Samen verantwoordelijk
We maken ons veel zorgen maar we zetten deze zorgen nog onvoldoende om in actie zodat we ook echt veranderingen te weeg kunnen brengen. De sociale onrust is op dit moment groot, maar onderschat ook je eigen invloed niet. Net zoals in de negentiende eeuw toen mensen zich zorgen maakten om de gezondheid van de arbeiders. Uit deze zorgen zijn tenslotte woningbouwverenigingen ontstaan.
Denk vanuit idealen en niet meteen in oplossingen. Als het gaat over waar u zich zorgen maakt in de Barendrechtse samenleving, dan weet u vast ook wat u het best kunt doen als gemeente, als corporatie, als welzijnsinstelling, maar ook u als inwoner van Barendrecht!
Op dit moment werkt Marja Elsinga mee aan het project Re-InVEST; een project waarbij vertrouwen en solidariteit in Europa centraal staan. Het gaat dan niet om de behoefte van mensen, maar om wat zij zelf kunnen doen.
Mensen in Nederland voelen zich vaak gemangeld door instituties die in het leven geroepen zijn vanuit goede bedoelingen. We hebben groepsgesprekken in Rotterdam met instanties, maar ook met mensen die gebruik maken van deze instanties. We denken niet dat wij met een oplossing kunnen komen, maar juist dat zij dat zelf bedenken, en doen.
Re-InVEST Europa heeft zijn euro gered, maar is op sociaal vlak alweer ontspoord: de armoede neemt eerder toe dan af, en het vertrouwen van de burgers in hun overheden en in de EU is gekelderd. Om hierop een antwoord te bieden heeft de Commissie in 2013 het Sociaal Investeringspakket (SIP) gelanceerd en probeert het de lidstaten ervan te overtuigen dat sociale uitgaven soms eerder de groei bevorderen dan afremmen. Re-InVEST staat voor Rebuilding an Inclusive, Value-based Europe of Solidarity and Trust through Social Investments). Het vierjarig Re-InVEST onderzoeksproject (2015-2019) heeft als doel het Sociaal Investeringspakket wetenschappelijk te helpen onderbouwen en bijdragen aan een Europese Unie die meer solidair is en meer voor iedereen. Het project wil hiervoor een inclusieve, krachtige en effectieve strategie voor maatschappelijke investering op EU-niveau toepassen. Zelf hanteert het project een participatieve aanpak, waarin ook kwetsbare huishoudens en maatschappelijke organisaties een stem krijgen. [bron: www.tudelft.nl en hiva.kuleuven.be] |
---|